Ten geleide
"Als we natuur en landschap willen behouden, dan moeten de eigenaren daar voldoende aan verdienen om te kunnen innoveren en groeien."*
-
Ten geleide
Deze webversie van het boek Ondernemen met Natuur beantwoordt de vraag `Hoe financieren we natuur en landschap nu de subsidies dalen, het Rijk het beleid heeft gedecentraliseerd naar de provincies en een grotere rol wil voor boeren, burgers en bedrijven?’ De antwoorden komen uit de hele natuursector, van particulieren en van publieke organisaties. Bovendien beschrijft deze webversie nog meer verdienmodellen dan het boek, aangevuld met extra kostenbesparingen en tips voor overheden.
Natuurbezitters zoeken nieuwe inkomstenbronnen, zoals nieuwbouw, biomassa, natuurbegraven, gezondheidszorg, erfpacht, recreatie, klimaatdiensten, natuurcompensatie, zand- en grindwinning, fondsen en bijdragen van particulieren en bedrijven. Landgoedeigenaren en terreinbeherende organisaties onderzoeken ze in de praktijk. Deze webversie formuleert net als het boek adviezen aan overheden, op basis van signalen uit de praktijk. De adviezen bieden handvaten voor overheden die natuurbeheerders in staat stellen vernieuwend te werk te gaan en tips om van het nieuwe natuurbeleid een succes te maken. Niet elk type natuur en niet elke locatie biedt dezelfde kansen, maar met creativiteit en faciliterend overheidsbeleid kan het huidige palet verder groeien.
Het boek en deze uitgebreide webversie hebben als doel de bekendheid te vergroten over het ondernemerschap van partijen in de natuursector.
Grote versplintering kenmerkt deze sector, los van de particuliere natuurbezitters, die geen homogene groep vormen. Nederland telt ruim vijftig terreinbeherende organisaties, uiteenlopend van de TBO’s, Natuurmonumenten, Staatsbosbeheer en de twaalf provinciale Landschappen tot Rijk, provincies, gemeenten, waterschappen, recreatieschappen, drinkwaterbedrijven, SBNL Natuurfonds, agrarische natuurcollectieven, Natuurrijk Limburg en als jongste, de Partij voor de Dieren die in Twente natuur kocht van Staatsbosbeheer. De versnippering over zoveel organisaties leidt tot hoge kosten die McKinsey in 2014 schatte tussen €50 en €100 miljoen per jaar. Hopelijk kunnen boek en webversie bijdragen aan wederzijds begrip, gesprekken en nieuwe samenwerking tot stand brengen.
Onder de natuurbeheerders vormen de particulieren een bijzondere groep. Een van de best bewaarde geheimen van de natuursector is dat particuliere eigenaren circa 45% bezitten van het totale Nederlandse bosareaal (groter en kleiner dan 5 hectare). Het gaat om burgers en bedrijven die vaak al eeuwenlang investeren in natuur en landschap en daar in veel gevallen ook inkomsten uit genereren. Het boek laat geheel verschillende, particuliere natuurbezitters aan het woord. In grote openheid geven zij de lezer inzicht in hun ambities, inkomsten, uitgaven en hun worstelingen daarmee. Met die transparantie willen ze een nieuwe relatie met de samenleving opbouwen, met overheden, omgeving en vrijwilligers. In deze webversie staat een selectie van die interviews.
Behoud en ontwikkeling van natuur en landschap blijken voor particuliere eigenaren vanzelfsprekend. Dat lijkt niet logisch. Immers, natuurbeheer is vaak een kwestie van de eindjes aan elkaar knopen. De verleiding lijkt dan groot om het bezit te verkopen, maar steeds klinkt de verantwoordelijkheid naar vorige en komende generaties. Tegelijk zijn het ondernemers die risico’s nemen. “Wel met de tijd meegaan, maar niet met de waan van de dag”, zoals de eigenaren van landgoed Vilsteren hun beleid karakteriseren.
Voor particuliere natuurbezitters is winst niet het hoogste doel. Dan hadden ze hun vermogen wel in een beter renderende activiteit gestopt. Wel zijn ze, net als terreinbeherende organisaties, op zoek naar nieuwe mogelijkheden om met vraaggestuurde producten en diensten geld te verdienen.
Erkenning komt er van wetenschappelijke kant. Hans Renes, hoogleraar Historische Geografie aan de Universiteit Utrecht en de Vrije Universiteit: “TBO’s zoals provinciale Landschappen missen het excentrieke van landgoedeigenaren. Daardoor dreigt overal hetzelfde landschap.” Hij ziet landgoederen als ‘slow landscapes’ waar kwaliteit voorop staat met veel contacten in de omgeving via vrijwilligers en bezoekers.
In een boek met zoveel verdienmodellen past een nuance. Harvard Business Review berichtte over een onderzoek waaruit blijkt dat slechts 8,5% van alle innovaties in het bedrijfsleven tot succes leidt. Fouten maken moet, luidt de conclusie van het onderzoek, anders ontwikkel je nooit iets succesvols. Er is geen reden te veronderstellen dat het in de natuursector anders gaat. Zo kan het zijn dat wat niet lukt in het ene gebied wel lukt in een ander terrein. Net zo kan de ene ondernemer falen waar de ander slaagt. Alles overziende leidt dat tot drie conclusies.
Drie conclusies
De essentie van dit boek, samengevat in twee zinnen, luidt: Er kan heel veel. De mogelijkheden voor economische dragers worden slechts beperkt door de kenmerken van het gebied en de eigenschappen van de eigenaar.
Deze verzameling verdienmodellen leidt tot nog twee conclusies. Natuurbeheer kan zonder subsidie. Dat illustreren diverse landgoederen. Maar de overtuiging gaat verder. Het toenmalige InnovatieNetwerk presenteerde enkele jaren geleden plannen voor niet minder dan 200.000 hectare subsidievrije natuur in 2025. Dat kan volgens InnovatieNetwerk door diverse natuurcombinaties te bundelen, zoals natuur op bedrijventerrein, in recreatiegebieden, bij buitenwoningen en in uiterwaarden.
Het programma bestaat uit twaalf projecten, te weten: 40.000 hectare tijdelijke natuur, 25.000 hectare bestaande natuur à la Krugerpark.nl, 25.000 hectare bestaande natuur met geld van UiterWaardenRecreatie, 25.000 hectare bestaande natuur uit Natuurlijke zorg, 20.000 hectare bestaande natuur in de vorm van Knooperven, 20.000 hectare nieuwe natuur via BuitenBief, 7000 hectare bestaande natuur gefinancierd met windmolens in bossen, 2000 hectare nieuwe natuur als Nieuwe Marken, 1000 hectare bestaande natuur gefinancierd door de Natuur Kado Kaart, 2 hectare nieuwe natuur via twee GreenNest-hotels, aangevuld met nog onbekende opbrengsten van Groengarantie en crowdfunding. Ten slotte hoopt InnovatieNetwerk voor de resterende 35.000 hectare op nieuwe initiatieven. Helaas heeft het ministerie van Economische Zaken InnovatieNetwerk opgeheven en is onduidelijk wat er gebeurt met deze en andere, groene innovaties.
Derde conclusie: De toekomst ligt in multifunctionele natuur. Hoe meer functies groen heeft, hoe groter het aantal verbindingen met de samenleving, hoe groter de waardering en het draagvlak, hoe minder beperkingen overheden zullen opleggen aan natuurondernemen, hoe meer inkomstenbronnen, hoe minder afhankelijk van subsidies en politieke tijdgeest.
Leeswijzer
Na een korte geschiedenis van het natuurbezit volgt met het tweede hoofdstuk de kern van webversie en boek. Het omvat verdienmodellen, verzameld tijdens interviews, gehoord op congressen, gelezen in vakliteratuur en gezien in de praktijk. Om de toegankelijkheid van dit grote hoofdstuk te verbeteren zijn alle elementen verdeeld over zeventien categorieën, die bestaan uit inkomstenbronnen, kostenbesparingen en tips voor overheden. Van de 26 interviews in het boek zijn er 12 in deze webversie opgenomen. Negen particuliere eigenaren tonen het brede palet aan mogelijkheden voor natuurondernemers. Marc van den Tweel van Natuurmonumenten vertelt waarom de grote terreinbeherende organisatie het ondernemerschap weer heeft verlaten. De directeur van het Nationaal Groenfonds beschrijft de groeiende rol van deze bankier voor de groene wereld. De Wageningse onderzoekster Marjanke Hoogstra beschrijft op basis van een eigen enquête de invloed van ondernemerschap op houtopbrengst. De resterende 14 interviews vindt u in het boek Ondernemen met Natuur.
Deze indeling heeft last van willekeur. Zoals de natuur, hebben ook verdienmodellen vaak meer functies en passen dus in meer categorieën. Toch staan ze maar op een plek. Zo werkt Staatsbosbeheer aan een project waarin jongeren met dementie als vrijwilligers aan de slag gaan in de natuur in en rond de gebouwen van Radio Kootwijk. Dat model staat nu in de categorie `Gezondheidszorg’, maar had ook kunnen staan in de categorie `Kostenbesparingen’.
Bij veel verdienmodellen staan voorbeelden die laten zien hoe het verdienmodel werkt en hoe breed het scala aan toepassingen is. Ook laten voorbeelden zien dat het geen luchtfietserij is. Ten slotte bieden de voorbeelden bronnen van informatie voor de lezer die meer wil weten over successen en valkuilen, kennis en ervaring. Waar mogelijk staan verwijzingen naar informatiebronnen.
De dynamiek van de natuursector blijkt ook uit instituties die komen en gaan. Zo is inmiddels de Dienst Landelijk Gebied (DLG) opgeheven. Een deel van de taken en het personeel is overgeheveld naar de provincies. Ook het Bosschap is er niet meer, deels opgevolgd door de nieuwe vereniging VBNE. Collectieven voor agrarisch natuurbeheer begonnen in 2016. Zij vervangen het oude, inefficiënte stelsel. En het ministerie van Economische Zaken heeft per 1 augustus 2016 de stekker getrokken uit InnovatieNetwerk Agro & Groen. Helaas. Wie werkt er nog aan innoverende verdienmodellen? Niet het Kennisnetwerk Ontwikkeling en Beheer Natuurkwaliteit (OBN). Het achtste Deskundigenteam, opgericht in 2015, onderzoekt het cultuurlandschap en speciaal agrarisch natuurbeheer. Tijdens de aftrap ging een groot deel van de discussie over de vraag hoe een boer een redelijk inkomen overhoudt als natuurmaatregelen de productie verlagen? “Maar we hebben besloten dat we ons niet gaan bezighouden met de sociaaleconomische kant van het agrarisch natuurbeheer”, staat te lezen in het OBN-jaarverslag 2015. Het Deskundigenteam Cultuurlandschap beperkt zich tot de ecologische kennis voor een effectieve stimulans van natuur op boerenbedrijven.
Wellicht komt er wel kennis en ervaring over verdienmodellen van het Kenniscentrum Natuur en Leefomgeving (zie hoofdstuk 16 Wat overheden kunnen doen, onder KCNL). Veelbelovend is ook het lectoraat Innovatief ondernemen met natuur waartoe HAS Den Bosch samen met provincie Noord-Brabant besloot voor de periode 2016 tot 2020. Het lectoraat draagt bij aan de opschaling van natuurvriendelijke landbouwsystemen en reikt nieuwe combinaties van landbouw en natuur aan. Ook gaan natuur en landschap in het lectoraat een prominente rol spelen in circulaire economie, biobased economy, duurzame energie, agrofoodketen en bij zorg en volksgezondheid.
Ook alleen in het boek staat het afsluitende hoofdstuk dat een toekomstbeeld schetst van de financiering van het natuurbeheer, gebaseerd op de in het boek verzamelde verdienmodellen, kostenbesparingen en tips voor overheden. Zo ontstaat een beeld van de mogelijke situatie in 2020, zeven jaar voor het Natuurnetwerk Nederland af is.
De Nederlandse Vereniging van Rentmeesters (NVR) verwoordt de trend naar meer eigen inkomstenbronnen als volgt. “Verdienmodellen gaan verder dan inkomsten uit jacht en pacht, dat is zonneklaar. De mogelijkheden zijn eindeloos. Grote banken zien een parallel tussen investeren in kunst en in natuur. Zorgverzekeraars zien de genezende kracht van natuur als maatschappelijke bate en investeren. Economisch profijt mag hand in hand gaan met ecologische doelen. Merkdenken, entrepreneurship, grensoverschrijdende landgoedvisies worden steeds meer geïntegreerd in duurzame gebiedsontwikkeling.”
Dankzij de creativiteit en de innovatiekracht van natuurondernemers krijgen webversie en boek een optimistische toon. Bezit en ondernemerschap stimuleren kennelijk creativiteit en besparen de samenleving veel geld.
Ik hoop dat webversie en boek huidige en toekomstige natuurbezitters inspireren om aan de slag te gaan met al bestaande verdienmodellen of met nu nog onbekende mogelijkheden, voor het behoud en de versterking van de Nederlandse natuur.
Hans Kamerbeek, december 2018
Bronnen
* Parafrase van de visie van de bedenkers van ‘Social Impact Bonds’ op socialfinance.org.uk: “We believe that if social problems are to be tackled effectively, organisations seeking to solve them need sustainable revenues and investment to enable innovation and growth.”
Over de begrippen ‘buitenplaats’ en ‘landgoed’ bestaan verschillende definities. Het boek Ondernemen met Natuur en deze uitgebreide webversie spreken over ‘buitenplaatsen’ als ze bestaan uit een woonhuis met bijgebouwen. De omliggende grond bestaat uit tuinen en parken, bedoeld voor comfort en status. Het belangrijkste verschil met ‘landgoederen’ zit in de combinatie met economische dragers, bijvoorbeeld bos en landbouw. Hiermee streven landgoederen naar genoeg inkomsten om de kosten te compenseren.
Afbeelding: Nederland naar grondgebruik: 55% agrarisch, 19% water, 12% bos en open terrein.