Federatie Particulier Grondbezit

Rijkssteun

5. Subsidiestelsel Natuur en Landschap


Eigenaren, erfpachters en gebruiksgerechtigden van bos en natuurterreinen in Nederland kunnen een zesjarige beheervergoeding krijgen via het provinciale Subsidiestelsel Natuur en Landschap (SNL). De gelijkende afkorting SVNL staat voor Subsidieverordening Natuur- en Landschapsbeheer die de juridische basis vormt voor het SNL. De vergoeding is gebaseerd op het gevoerde (agrarisch) natuur- en landschapsbeheer.
Provincies willen lagere uitvoeringslasten, dus zo weinig mogelijk individuele aanvragen. Gevolg is dat meer lasten bij beheerders terecht komen. Grote beheerders als Natuurmonumenten en Staatsbosbeheer moeten bij twaalf provincies SNL-aanvragen doen, tegen een maal bij het Rijk vóór de decentralisatie.
Vanaf 2017 moeten kleine beheerders, net als grote, zich aansluiten bij een collectief om gezamenlijk subsidie aan te kunnen vragen. Bij de meeste provincies ligt de grens bij 75 hectare per collectief, in Gelderland op 150 hectare, in Limburg op 50 hectare en in Zuid-Holland op 0,5 hectare, al gaat die grens in 2018 omhoog. Noord-Holland hanteert een heel andere grens, namelijk een minimaal subsidiebedrag van €5000. Aansluiting kan via een Bosgroep, stichting Part-Ner of een natuurcollectief. Voor startende collectieven hebben provincies budget. Elke ontvanger van subsidie moet een certificaat hebben als bewijs van betrouwbaar beheer.  

Deze subsidieregeling stimuleert om geen hout te oogsten, concludeert Jaap Kuper, oud-bosbeheerder van de Kroondomeinen op de Veluwe, in het Vakblad Natuur Bos Landschap van februari 2014. Hij berekent een gemiddelde nettowinst van €50 per hectare op houtoogst. Maar zonder oogst gaat de SNL-subsidie met €75 per hectare omhoog. Kuper gaat uit van een lage houtoogst van 3,5 m3 per jaar. SNL plaatst de bosbeheerder dus voor een dilemma: niet oogsten of veel meer oogsten. Zie: rvo.nl/subsidies-regelingen/natuurbeheer-svnl-2016,  portaalnatuurenlandschap.nl.

6. Te weinig geld voor groene monumenten


De subsidieregeling Brim Groen, sinds 2016 Sim, Subsidie Instandhouding Monumenten, biedt te weinig en dus gaat de monumentale waarde van groen achteruit. Dat concludeert de stichting Groene Monumentenwacht uit opdrachten van de provincies Limburg en Utrecht voor een Groene Monitor naar de staat van het monumentale groen. De Groene Monumentenwacht becijferde dat het onderhoud gemiddeld een ton per jaar kost inclusief materialen, machinekosten en BTW. Dat niveau haalt Brim/Sim Groen niet.
Eigenaren van groene monumenten kunnen sinds 2010 instandhoudingssubsidie aanvragen. In het monumentenregister vormen deze monumenten echter geen aparte categorie. Dat maakt het lastig om deze categorie monumenten te onderscheiden in de subsidiegegevens. Vanaf 2013 geldt een apart subsidieplafond voor groene monumenten van €5 miljoen. De Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed heeft in 2013 voor groene monumenten €5 miljoen toegekend. In 2017 was er een overvraag voor groene monumenten en is een deel van het budget voor grote monumenten gebruikt. Hierdoor is er in dat jaar voor €10 miljoen aan subsidie verleend aan eigenaren. In 2017 is er aan 113 groene monumenten subsidie verleend. Het Rijk draagt maximaal 50% bij aan de uitvoering van een zesjarig instandhoudingsplan. De rest betaalt de eigenaar zelf. Bron: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.
Er zijn trouwens meer subsidiemogelijkheden voor monumentaal groen. Een brochure van de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed ‘Een toekomst voor groen, handreiking voor de instandhouding van groene monumenten’ schetst de mogelijkheden, van gemeente tot Europa, van Sim-subsidie tot fiscale aftrek.

bingerdenestherwesterveld

Historische tuin op landgoed Bingerden. Foto: Esther Westerveld / Flickr

7. Vermogensrendementsheffing knelpunt voor landgoedeigenaren


De hoogte van de vermogensrendementsheffing is voor veel landgoedeigenaren een knelpunt. De ongebouwde grond van landgoederen is van deze heffing vrijgesteld via de Natuurschoonwet, maar de gebouwen zijn belast voor een forfaitair rendement van 4%, terwijl het feitelijk genoten rendement van het landgoed vaak niet uitkomt boven 0%. Dat stelt Leo Stevens, emeritus hoogleraar fiscale economie van de Erasmus Universiteit Rotterdam.
De fictiebepaling in de vermogensrendementsheffing geldt onder bepaalde voorwaarden ook voor aandeelhouders van landgoed-BV’s. In de inkomstenbelasting is namelijk een ‘doorkijkbepaling’ opgenomen. Die houdt in dat de bezittingen en schulden, alsook het ondernemingsresultaat van dergelijke BV’s, worden toegerekend aan de aandeelhouders. Deze doorkijkregeling is beoogd als een tegemoetkoming voor landgoed-BV’s, maar werkt bij lage rendementen juist averechts.
Vanaf 2017 is dit probleem nog nijpender. Dan wordt de aanvullende fictie van kracht dat hogere vermogens een hogere beleggingsopbrengst genereren. De algemene kritiek op deze nieuwe fictie geldt in versterkte mate voor landgoedeigenaren. Een groter landgoedvermogen betekent immers geen hoger rendement. Beter is het daarom de verplichte doorkijkbepaling optioneel te maken. Vaak is het aantrekkelijker de landgoed-BV te belasten volgens de vennootschapsbelasting die uitgaat van het werkelijk genoten rendement. Tijd om het landgoederenregime weer eens op te schonen, bepleit Stevens. Bron: Financieele Dagblad, 05/09/16. Zie: https://fd.nl/opinie/1166145/landgoed-is-in-fiscale-zin-een-doolhof.

8. Zes fiscale vrijstellingen


Zes fiscale vrijstellingen voor bos en natuur dragen bij aan het bereiken van doelen van het overheidsbeleid en brengen geen hoge administratieve lasten en uitvoeringskosten met zich mee. Dat concludeert Wageningen Economic Research in een evaluatie in opdracht van het ministerie van Economische Zaken die toenmalig staatssecretaris Van Dam in juni 2017 naar de Tweede Kamer stuurde.
Het rapport bespreekt de Bosbouwvrijstelling, de Vrijstelling voor vergoedingen in bos- en natuurbeheer, de Vrijstelling bos- en natuurterreinen bij voordeel uit sparen en beleggen, de Vrijstelling overdrachtsbelasting natuurgronden, de vrijstelling overdrachtsbelasting Wet Inrichting Landelijk Gebied (Wilg) en de vrijstelling Bureau Beheer Landbouwgronden (BBL). De vrijstellingen hebben betrekking op de inkomstenbelasting, de vennootschapsbelasting en de overdrachtsbelasting.
Gegevens over gebruik en effecten van deze fiscale vrijstellingen zijn slechts beperkt vastgelegd. Binnen het brede instrumentarium van het bos- en natuurbeleid gaat het om betrekkelijk kleine geldbedragen. Het bleek niet mogelijk om de effecten van de vrijstellingen te kwantificeren. De evaluatie heeft dan ook vooral een kwalitatief karakter. Bronnen: rapport http://edepot.wur.nl/393129 en ministerie van Economische Zaken, 06/06/17.

9. Subsidie voor kleine, innovatieve bedrijven


Het ministerie van Economische Zaken heeft in het kader van het Small Business Innovation Research (SBIR)-programma eind 2012 een SBIR-certificaat uitgereikt aan Erna Kruitwagen van het Buitengoed de Panoven in Zevenaar. De bijbehorende subsidie krijgt zij voor het project ‘Landschappelijk en Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen’ waarin jongeren met een beperking een opleiding krijgen, waarbij zij tegelijk een bijdrage leveren aan het behoud van het landschap en het cultuurhistorisch erfgoed. Buitengoed de Panoven werkt samen met Helicon (onderwijs) en Pluryn (zorg). Een experiment kreeg steun van het VSB-fonds. Dit concept is ook op andere cultuurhistorische erfgoederen en hun omgevingen toepasbaar.
Landschappelijk en Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen is één van de tien SBIR-projecten Recreatie en Ruimte die een subsidie hebben gekregen voor het uitvoeren van een haalbaarheidsstudie. Van de tien haalbaarheidsstudies zijn er vervolgens twee doorgegaan naar de ontwerpfase. Buitengoed de Panoven is er één van. Zie: agentschapnl.nl/subsidies-regelingen/sbirwww.panoven.com/panoven/sociaal-ondernemen .

Het tweede SBIR-project heet duurzame trekkershut of Trek-in, onderdeel van het netwerk van trekkershutten. De hut is per nacht te boeken en geschikt voor vier tot zes personen. Trek-ins staan op negen locaties op campings zoals in Ommen en Winterswijk. Na acht jaar ervaring blijkt de terugverdientijd gemiddeld vier jaar. De Trek-in bestaat uit duurzame materialen en materialen afkomstig uit sloopprojecten. Elke Trek-in beschikt over een certificaat waarin de herkomst van de gebruikte materialen staat. De Trek-in is ontwikkeld door de stichting Natuurkampeerterreinen en de TU Eindhoven. De stichting Natuurkampeerterreinen is mede door dit project gefuseerd met de stichting Trekkershutten tot de stichting de Groene Koepel, die nu werkt aan een nog duurzamer Trek-in 2.0. Bron: Nieuwsbrief Recreatie en Ruimte, nummer 45, december 2017.  

10. Pilot natuur- en landschapsnorm


Negentien boeren kregen tussen 2011 en 2013 €160 per hectare, dus voor een bedrijf van 50 hectare €8000, in een NLN-pilot, geïntroduceerd door het Wageningse onderzoeksbureau Alterra (nu WER). NLN staat voor Natuur- en Landschapsnorm en bestaat uit een eenvoudige reeks van gemakkelijk te controleren voorwaarden, zoals 5% van de grond niet in productie, diversiteit aan gewassen en afval uit het beheer opnemen in de kringloop van het bedrijf. De ervaringen in het eerste jaar: gemiddeld moesten de boeren een kleine twee procent landschapselementen aanleggen. De helft van de boeren moest het afvalbeheer wijzigen: afvoeren en composteren in plaats van maaisel laten liggen. Dat meldt Anton Stortelder, onderzoeker vegetatie, bos- en landschapsecologie van Alterra Wageningen UR in: ‘Landschappelijk ondernemen in de Achterhoek – Anne Oosterbaan en André Kaminski, uitgeverij Alterra, februari 2013. De pilot is gefinancierd door het ministerie van Economische Zaken.
Een van de aanbevelingen na afloop van de pilot luidt: “De huidige deelnemers zien NLN graag opgenomen in de nieuwe pakketten voor agrarisch natuurbeheer. ANV’s zouden de uitvoering kunnen begeleiden; het gaat om begeleiden, motiveren en adviseren, er van uitgaande dat er voldoende ecologische kennis aanwezig is bij de diverse verenigingen. De NLN kan worden toegelicht door de nu deelnemende bedrijven via excursies. Aan de NLN zou meer bekendheid gegeven dienen te worden. De deelnemers willen wel de rol van ambassadeur van de NLN op zich nemen.” Zie: http://edepot.wur.nl/299617.

11. Taskforce multifunctionele natuur


Een plan voor een Natuur-taskforce belandde op het ministerie van Economische Zaken na enige studie in een la. Vier overwegingen spelen een rol bij het idee voor een Taskforce Multifunctionele Natuur. 1) De Taskforce kan kansrijke innovaties onderzoeken die natuurbeheer onafhankelijker maken van overheidssteun. Het gaat dus om een eenmalige investering van de overheid in een Taskforce om structureel het subsidieniveau te verlagen. (2) De Taskforce kan het landelijk uitrollen bevorderen van kennis en ervaring met verdienmodellen. Tot nu toe wordt op veel plaatsen in het land ’het wiel opnieuw uitgevonden’. En bij gebrek aan kennis en ervaring komen veel initiatieven niet van de grond. (3) Natuur heeft vele functies. Onderzoek kan informatie opleveren over de mogelijkheden om zoveel mogelijk van die functies te combineren en rendabel te maken. (4) De Taskforce kan voorbeelden en ideeën verzamelen van bouwen met de natuur en meekoppelen van twee of meer functies.
Achtergrond. De Raad voor infrastructuur en leefomgeving (Rli) schreef in mei 2013: “De vele functies van natuur brengen de raad tot de conclusie dat natuur op elke plek een maatschappelijke behoefte vervult. Natuur is overal en heeft overal haar waarde. De multifunctionaliteit is ook de kracht van natuur: in één gebied kan natuur gelijktijdig bijdragen aan bijvoorbeeld waterveiligheid, recreatie én instandhouding van soorten. Uit: ‘Onbeperkt Houdbaar’, advies RLI, mei 2013.

Een deel van de negen topsectoren, zoals Agro en Food, Water, Logistiek, Chemie en Energie, kan bijdragen aan kansrijke innovaties waarmee natuurbeheer op eigen benen kan staan. Binnen de topsector Agrofood, Markt- en keteninnovaties werkte tot eind 2014 het publiek-private samenwerkingsverband Marktontwikkeling Natuur en Biodiversiteit. Om zo veel mogelijk input uit de praktijk te krijgen, is een breed projectteam samengesteld met vertegenwoordigers van FrieslandCampina/Ecomel, Vogelbescherming, Biohuis, Natuurweide, Stichting EKO Keurmerk en Kruidenier Foodservice. Het initiatief komt van Vogelbescherming, Kruidenier Foodservices en Bionext, belangenbehartiger van biologische boeren, handel, verwerking en winkels.
Het eindresultaat is een set aan pakketten die ketenpartijen kunnen toepassen en waarmee ze een basis hebben voor een marktconcept dat voor hen meerwaarde genereert. Dit pakket kan onderdeel worden, bij voorkeur van een bestaand keurmerk. Daarmee ontstaat een nieuw verdienmodel voor de maatschappelijke waarde natuur en biodiversiteit. Bron: Bionext, 6 juni 2013. Zie: wur.nl/nl/project/Marktontwikkeling-Natuur-en-Biodiversiteit-1.htm.

12. Subsidie via vast bedrag per hectare


Het ministerie van Economische Zaken zou de vroegere functiebeloning voor natuurbeheer met een vast bedrag per hectare kunnen herstellen. Dat bepleit Willem de Beaufort, bestuurslid van zes NSW Landgoed-BV’s. “Dat geeft meer zekerheid en flexibiliteit in beheer en bedrijfsvoering, vergeleken met de huidige subsidieregeling SNL, die vanaf 2012 nog maar 75% van de kosten vergoedt. Het netto tekort neemt toe, terwijl de ambities en eisen van de overheid dezelfde blijven. Dat werkt dus de verkeerde kant uit. Want als ik met een functie wat bijverdien, gaat dat van de subsidie af. Hoe ik dan het gat in de beheerkosten moet dichten, zegt de regeling er niet bij. Mijn eigen werk en het investeringsrendement zitten er al niet in.” De Beaufort geeft nog twee argumenten voor de vroegere functiebeloning. “Die regeling was veel eenvoudiger dan de huidige, met minder bureaucratie en kosten. En een vast bedrag voor bos en natuur geeft uitdrukking aan de maatschappelijke waardering voor het beheer en het onderhoud.”