Federatie Particulier Grondbezit

Natuurschoonwet 1928

Natuurschoonwet

Diverse lucratieve omvormingen van landgoederen tot villawijken brengen de overheid in 1928 tot het opstellen van de Natuurschoonwet (NSW). Die wet probeert het particulier landgoedbezit in stand te houden met fiscale voordelen zoals vrijstelling van successierecht, en van inkomsten- en vermogensbelasting. Aan de wieg van de Natuurschoonwet staat communist, fabrikantenzoon, natuurliefhebber en kamerlid Willem van Ravensteyn. Hij stelt Kamervragen in 1924 over het verloren gaan van landgoed Voordaan in Groenekan. In de Handelingen staan lijsten met bedreigde landgoederen, zoals Pietersberg. Een grote rol spelen ook socialist Henri Polak, liberaal Theo Joekes en de christendemocraten Isaäc Diepenhorst en Gerrit Braks. W.H. de Beaufort blijkt de drijvende kracht achter de belastingvoordelen voor landgoed-NV’s. Een groeiende bevolking en verstedelijking verhogen de grondprijzen van landgoederen. Daardoor stijgt de belastingdruk, die bij vererving vaak tot gedwongen verkoop leidt.

Al meer dan een halve eeuw valt ongeveer 100.000 hectare onder de NSW, ongeveer twee keer de Noordoostpolder. Pas de laatste jaren groeit het NSW-areaal, namelijk van 105.000 hectare in 1975, via 117.500 hectare in 2007, 139.000 hectare in 2012 tot 147.395 hectare in 2017. Dat areaal is verdeeld over in totaal 5900 NSW-landgoederen. Het gaat om opengestelde landerijen, boerderijen, buitenplaatsen, natuurgebieden, landhuizen en kastelen. Nederland telt dus geen 5900 landgoederen. In feite kent niemand het precieze aantal. Wel is zeker dat landgoederen vaker zijn samengesteld uit diverse NSW-arealen. Maar er zijn ook landgoederen zonder NSW-status. De aanleg van nieuwe landgoederen nam rond 2010 een behoorlijk vlucht in Nederland, maar die ontwikkeling is inmiddels wat afgezwakt. Toch komen er nog elk jaar nieuwe landgoederen bij. Bron: Boerderij, 14/12/18

Tot in de Tweede Wereldoorlog adviseerde een Bosraad over NSW-rangschikking. Die rol neemt daarna Staatsbosbeheer over. In de jaren vijftig komen er richtlijnen op papier, zoals minimaal 5 hectare en `je moet er kunnen komen’. De regels zijn inmiddels erg complex. Zo wijden de regels voor een camping pagina’s lang uit over het aantal tenten. Een poging na de Tweede Wereldoorlog om de Monumentenwet en de Natuurschoonwet te integreren is mislukt omdat een NSW-landgoed geen huis hoeft te hebben. Eigenaren van onroerend goed met een landgoedstatus kunnen profiteren van vrijstelling van erf- en schenkbelasting en een lagere WOZ-waarde. De NSW is in de loop van de tijd uitgebreid met andere fiscale ontheffingen, zoals voor de overdrachtsbelasting.

De Bodemproductiewet van 1939 maakt het vellen en rooien van bos vergunningplichtig, wat veelal de plicht tot herplant inhoudt. In de crisisjaren leidt de werkverschaffing tot een sterke aantasting van de woeste gronden. Het gebruik van kunstmest neemt in de loop van de twintigste eeuw nog sterker toe, met als belangrijke gevolgen de vermesting van natuurgebieden. Na de Tweede Wereldoorlog leidt de grootschalige ruilverkaveling met behulp van de Ruilverkavelingswet 1954 bovendien tot verdroging en versnippering van natuurgebieden.