Federatie Particulier Grondbezit

Bezoekerscentra

22. Bezoekerscentra streven naar winst


Voor een buitenstaander zal het vreemd klinken om te horen dat bezoekerscentra geen geld opleveren maar integendeel geld kosten. Toch is dat het geval bij Staatsbosbeheer, Natuurmonumenten en de provinciale Landschappen. Zij steken donaties en subsidies in bezoekerscentra. De kern van het probleem wordt geïllustreerd door Staatsbosbeheer dat zijn verlieslatende bezoekerscentrum in de Biesbosch verkocht aan twee ondernemers die succesvol blijken. Om dezelfde reden heeft stichting Ark Natuurontwikkeling het Wilderniscafé in Kekerdom aan de rand van de Ooijpolder overgedragen aan ondernemer Tom Bade. Hij is inmiddels failliet, maar de uitbater heeft met het café een doorstart gemaakt.

De trend naar ondernemerschap zet door. Natuurmonumenten zocht vanaf 2013 ondernemers voor eigen horeca via een prijsvraag voor een nieuwe invulling van Boerderij De Pas op de Sallandse Heuvelrug. Jos en Karin Kemper, eigenaren van zorgboerderij De Schurinkhoeve uit Haarle hebben deze prijsvraag gewonnen. Zij knapten met hun zorgboerderij uit hun jasje en waren op zoek naar een nevenlocatie. Samen met Natuurmonumenten hebben zij hun plannen verder uitgewerkt en fondsen geworven. De vereniging begon op 1 december 2016 met de verbouwing van boerderij De Pas bij Haarle tot een ontvangst- en bezoekpunt van  Nationaal Park De Sallandse Heuvelrug. Volgens planning ging in 2017 hoofdboerderij De Pas open met kleinschalige horeca en een terras geëxploiteerd door De Schurinkhoeve. Natuurmonumenten verzorgt een informatiepunt en activiteitenruimte in de schuur ernaast. De voormalige informatieschuur wordt zorgruimte voor De Schurinkhoeve.

In Oisterwijk leidde de zoektocht van Natuurmonumenten tot een geheel nieuw horecagebouw van de ondernemers Marieke Ruskens en Mark de Bie, opgeleverd in 2015. Daarnaast staat een bezoekerscentrum van Natuurmonumenten.

Al in de jaren negentig deed Natuurmonumenten pogingen om de bezoekerscentra rendabeler te maken via samenwerking aan de achterkant met als doel: betere service tegen lagere kosten. Maar de rode cijfers blijven. De verklaring geeft Henkjan Kievit als hoofd van de afdeling Ondernemen: “De tien bezoekerscentra werken allemaal zelfstandig. Landelijk is er geen beeld van opbrengsten en kosten. Ze doen hun eigen inkoop, hebben allemaal eigen kassasystemen. Aan de achterkant is dus meer kostenbesparende samenwerking mogelijk.” De urgentie is vanaf 2014 nog groter, want vanaf 1 januari is de rijkssubsidie vervallen van twee ton per bezoekerscentrum voor educatie.

Voorbeelden en achtergronden

  • Staatsbosbeheer heeft de negen Buitencentra omgebouwd van informatiecentrum naar poort tot het gebied. De winkels zijn gestandaardiseerd. Persvoorlichter Marjet Heins: “We hebben alle winkeliers bij elkaar gehaald en gevraagd naar hun best verkopende producten. Die bieden we nu overal aan. We hebben een inkoopster van Intratuin binnen gehaald. Zij weet precies wat wel en wat niet verkoopt. In de webwinkel is het zelfde te koop.” “Het best lopende buitencentrum staat in Drenthe, want dat biedt het Boomkroonpad. We zijn nu overal op zoek naar aantrekkelijke belevenissen. Zo ontwikkelen we klimbossen, maar laten dat organiseren door outdoorcentra. Ieder zijn vak”, aldus Marjet Heins. Het doel is om alle Buitencentra in 2020 uit de rode cijfers te hebben.

  • “Bezoekerscentra kosten ons geld”, bevestigt Landschap Overijssel. “Kostenneutraal maken”, luidt de eerste doelstelling.

  • Positief nieuws komt uit het zuiden. Het Limburgs Landschap heeft een historische sluis gerestaureerd. Het bijbehorende gebouw is verpacht aan een horecaondernemer die ook een bezoekerscentrum verzorgt. Deze rendabele combinatie gaat het Limburgs Landschap op alle bezoekerscentra toepassen.

  • Inspiratie kunnen de terreinbeherende organisaties (TBO’s) halen uit particuliere landgoederen in Nederland, zoals Twickel, Mariënwaerdt en stichting Het Nationale Park De Hoge Veluwe, die ieder op hun eigen manier renderen. Zie ook de interviews. 

  • Inspiratie kan ook komen uit de Verenigde Staten waar vergelijkbare centra per jaar twee miljard dollar aan omzet genereren. De 561 federale natuurgebieden heten daar ‘big business’ met een arbeidsmarkt van 35.000 mensen en een gemiddelde belastingopbrengst van 343 miljoen dollar per jaar. De minister van Binnenlandse Zaken Sally Jewell zei bij de presentatie van deze cijfers in mei 2013: “Het Amerikaanse stelsel is niet alleen het grootste netwerk in de wereld voor natuurbehoud, maar het vormt ook een sterke economische motor voor regio’s overal in het land. Bezoekers komen van over de hele wereld, betalen entree en steunen honderden lokale restaurants, hotels en andere ondernemingen. Elke bestede belastingdollar creëert een veelvoud voor de economie.” In 2011 telden de onderzoekers 46,5 miljoen bezoekers waarvan driekwart van buiten de eigen regio kwam. Alle 561 natuurgebieden zijn staatseigendom. Het ministerie van Binnenlandse Zaken bezit in totaal ongeveer 20% van het vasteland.

  • Dichterbij, in Vlaanderen, heeft het Nationaal Park Hoge Kempen goede ervaringen met entree. Een deel van het Park, Connecterra, is omheind en vraagt €3 per bezoeker of €5 voor een heel jaar toegang. Connecterra ligt op het voormalige mijnterrein bij Eisden en Lanklaar in het Vlaamse Limburg en omvat naast de hoofdpoort van het Park een hotel, een outdoor waterpark, een bungalowpark, een hotel en ruimte voor winkels. Plannen zijn er voor een bezoekerscentrum, een 'all weather'-centrum voor ‘edutainment’ en hoogwaardige accommodatie voor verblijfstoerisme. Connecterra ging officieel open in juni 2013. Zie: nationaalparkhogekempen.be/nl.

hogeveluwe

Bezoekerscentrum Hoge Veluwe en het ondergrondse museum Museonder. Foto: Stichting Het Nationale Park De Hoge Veluwe.