FPG vindt kritiek Rekenkamer op landbouwvrijstelling onterecht
De Algemene Rekenkamer uitte deze week forse kritiek op de landbouwvrijstelling.
De Algemene Rekenkamer uitte deze week forse kritiek op de landbouwvrijstelling. Dit deed zij in het jaarlijkse verantwoordingsonderzoek op het jaarverslag van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en het Diergezondheidsfonds. In het jaarverslag leggen ministers verantwoording af over bestedingen en de bedrijfsvoering. FPG is tegen verzwaring van de fiscale druk in deze turbulente tijden met kleine marges voor grondeigenaren en druk op het buitengebied. Van afschaffing van de landbouwvrijstelling kan dan ook geen sprake zijn.
De landbouwvrijstelling is een fiscale regeling. Op grond van de landbouwvrijstelling blijft winst op landbouwgrond onbelast, mits aan een aantal voorwaarden wordt voldaan. De Algemene Rekenkamer vindt dat de landbouwvrijstelling in deze vorm het beste kan worden afgeschaft, omdat er geen onderbouwing is van nut en noodzaak van de landbouwvrijstelling en omdat er alternatieven zijn. FPG ziet fiscale faciliteiten voor grondeigenaren als noodzaak om opvolging van grond te kunnen faciliteren en verduurzaming te kunnen versnellen. Het gaat hier ook over stijging van puur en alleen de landbouwkundige waarde. De overwaarde na bestemmingswijziging wordt bijvoorbeeld al wel belast.
De discussie over de landbouwvrijstelling speelt al jaren. Minister Schouten beaamt in haar reactie op de Rekenkamer dat verschillende afwegingen in het verleden door verschillende ministers hebben geleid tot behoud van de regeling. Zij zegt dat daarbij een brede afweging gemaakt moet worden, waarbij niet alleen de rechtstreekse bijdrage aan beleidsdoelen een rol speelt, maar ook bijvoorbeeld de neveneffecten van een regeling, de gevolgen van afschaffing en het draagvlak om een regeling te wijzigen. Ze wijst vervolgens op de reeds geplande evaluatie van de vrijstelling in 2022. Volgens FPG ontbreekt het draagvlak voor afschaffing, zijn de neveneffecten groot, en moet gezien de gemiddeld genomen slechte inkomenssituatie op boerenbedrijven niet getornd worden aan de vrijstelling. Sterker nog verdere verlichting voor grondeigenaren moet worden nagestreefd. Dit signaal is reeds gegeven aan het ministerie van LNV in eerdere contacten en zal ook worden overgebracht aan de evaluatoren.